Phoebus 1992

Tentoonstelling Phoebus, Rotterdam 15 oktober t/m 15 november 1992

De verf vervormt en plooit het oppervlak van het doek, of duwt zich door de gaten in het jute naar de voorzijde van het schilderij.

Het doek is op een ongebruikelijke manier aan het frame bevestigd, waardoor de suggestie wordt gewekt dat het schilderij zich aan de wand vastzuigt. De witte zaalwand wordt zo als ondergrond essentieel betrokken bij de dialoog tussen de verschillende monochrome kleurvlakken. De tentoonstellingsruimte krijgt het karakter van een installatie waarin de kunstenaar de werking onderzoekt van verf als kleur, als vorm en als materie. Verstraeten beperkt zich echter niet tot louter formeel onderzoek in de geest van het fundamentele schilderen. Hij toont zich zeer bewust van de macht van verf om beelden op te roepen, betekenis te dragen. In elk schilderij creëert hij de onmiskenbare suggestie van een organische structuur, van een levende natuur.

In de benedenzaal (de onderwereld) hangen kleine doeken van grof jute. Ze zijn aan de achterzijde mat witte verf bestreken. De aan de voorzijde doorgezakte verfdruppels geven soms de verrassend realistische illusie van een landschap dat nog tevoorschijn moet komen uit de mist, of lijken in een ander werk op vochtige schimmels, die ongetwijfeld uiteindelijk het hele schilderij zullen overwoekeren. Deze indruk van dynamiek wordt benadrukt door de ‘holle’ opspanning van het doek. Terwijl het jute zich naar de wand toebedeelt, worstelen de druppels zich door het doek naar voren. De tweestrijd tussen verf en doek wordt echter nooit al te verhalend. Het karakter van het werk als onafhankelijk object blijft duidelijk zichtbaar. Het is aan de toeschouwer om zich te laten leiden door de werkelijkheid of schijn, beeld of verbeelding.

Mariëtte Dölle

0